Terug
Header image for news article

Beleidsnota Energie & Klimaat

Nieuws
25/11/2024

Na Wonen is Energie zonder twijfel het belangrijkste beleidsdomein voor onze sector. Denk maar aan de talrijke maatregelen die eruit voortvloeien, zoals de renovatieplicht, de EPC-informatieplicht, het EPC GD, de energienorm in de technische verslagen, het indexatieverbod voor energieverslindende woningen, de problematiek van laadpalen en energiedelen in VME’s en zoveel meer. Redenen te over dus om Melissa Depraetere als ‘superminister’ te beschouwen vanuit de vastgoedsector. En om haar beleidsnota Energie & Klimaat onder het vergrootglas te leggen. Waar mogen we ons de komende 5 jaar aan verwachten?

Facts and figures

De EPC’s laten toe om een globaal zicht te krijgen op de energetische toestand van het Vlaams woningbestand. Begin 2024 voldeed 9% van alle woningen aan de langetermijn renovatiedoelstelling 2050 (label A). 22% beschikt over een EPC-label B. 

34% heeft echter een label E of F. Dit zijn naar schatting 1,15 miljoen woningen. Zij vormen logischerwijs het primaire doel van het energiebeleid. Het is wel jammer dat de beleidsnota deze cijfers niet wat kritischer bekijkt. Er zitten immers tal van vertekeningen in deze data. Zo worden woningen na aankoop vaak gerenoveerd. De toestand bij verkoop is dus niet noodzakelijk representatief voor het volledig woningbestand. Anderzijds zijn (ver)nieuwbouwwoningen met EPB-verplichting oververtegenwoordigd in de beste categorieën.

→ Verdeling woningen en appartementen volgens EPC-label

De afgelopen jaren evolueerde het aandeel woningen met A & B label en E & F label als volgt:

Op jaarbasis groeide het aandeel woningen met EPC-label A of B de afgelopen jaren met slechts gemiddeld 1,3% per jaar. Om de renovatiedoelstelling 2050 te behalen, zou dit aandeel tussen nu en 2050 jaarlijks met ruim 3,3% moeten aangroeien (110.000 woningen). 

Opnieuw, er is nood aan nuance bij deze cijfers. Maar, het feit dat ze in de beleidsnota op deze manier worden gebruikt om de uitdaging te schetsen is belangrijk. Het toont hoe het beleid de omvang van de uitdaging inschat. Die is gigantisch, wat zich natuurlijk doorvertaalt wanneer we kijken naar de concrete maatregelen.

Renovatieplicht

De beleidsnota herhaalt hier in hoofdzaak de aanpassingen die reeds waren aangekondigd in het regeerakkoord: het aanscherpingspad wordt afgeschaft (het minimumniveau D blijft behouden) en de termijn wordt opgetrokken van 5 naar 6 jaar.

Let op: dit is aangekondigd maar nog niet juridisch verankerd via een decreetswijziging. De huidige juridische situatie is nog steeds dat de termijn 5 jaar bedraagt. Pas wanneer het Vlaams Parlement de decreetswijziging heeft gestemd, mag je dit met zekerheid communiceren aan de koper. Zolang dit nog niet het geval is, blijft enige voorzichtigheid geboden.

Nuttig om weten is dat de boetes verbonden aan de renovatieplicht worden herbekeken. Er komt een ‘genuanceerd handhavingskader’: ‘We analyseren de ingediende EPC’s en mogelijke criteria voor het bepalen van de hoogte van de boete. Op basis van deze analyse wordt een redelijke boete bepaald, binnen de vastgestelde minimum- en maximumgrenzen.’ Ook het toepassingsgebied wordt herbekeken. Minstens zal een inbreng van de gezinswoning van één van de partners in de huwgemeenschap geen renovatieverplichting meer met zich meebrengen.

Het gebouwlabel voor VME’s

Het blijft eerder onderbelicht in de politieke debatten maar zonder twijfel is het één van de belangrijkste maatregelen in het regeerakkoord & de beleidsnota: het invoeren van minimale EPC-normen voor de gemeenschappelijke delen van appartementsgebouwen.

Gezien het belang citeren we de desbetreffende passage letterlijk: ‘In aanvulling op het minimaal EPC-label, zal ik specifiek voor appartementsgebouwen een EPC label voor de gemeenschappelijke delen van een appartementsgebouw invoeren. Een gebouwlabel geeft aan de mede-eigenaars voldoende flexibiliteit om te kiezen welke maatregelen ze wél en niet doorvoeren. Dit in tegenstelling tot minimumeisen voor specifieke maatregelen (b.v. dakisolatie, muurisolatie, …). 

We leggen een haalbaar groeipad vast voor dit gebouwlabel, ongeacht verkoop of verhuur, eens duidelijk is wat haalbare labels zijn. Dit aanscherpingspad biedt duidelijkheid en voorspelbaarheid en biedt de mogelijkheid aan VME’s om op tijd de nodige budgetten en werkzaamheden in te plannen. Zo wordt het gebouwlabel een collectieve parameter die door alle mede-eigenaars samen moet worden verbeterd, los van de mogelijke individuele belangen van de mede-eigenaars m.b.t. hun eigen appartement.

Noteer dit als syndicus alvast met stip. De boodschap aan de mede-eigenaars is dat er op het vlak van energierenovatie nog verplichtingen op komst zijn en dat uitstel dus niet de beste optie is (ook wat het samenstellen van een reservekapitaal betreft). Uitstel zal de druk op korte termijn enkel maar verhogen.

Energienorm

Ook belangrijk is de passage in de beleidsnota over de energienorm. Die wordt van kracht op 01/01/2030. Maar, mogelijks worden er nog wijzigingen aan aangebracht. Minister Depraetere zegt immers dat ze de norm nog laat evalueren en afstemmen op de renovatieplicht. Dit mede in het licht van de omzetting van de nieuwe EPBD-richtlijn. Vanaf 01/01/2028 komt er ook het indexatieverbod voor energieverslindende woningen. Om te mogen indexeren zal de verhuurder een EPC met gunstig kengetal moeten kunnen voorleggen.

Stimuleren van renovatieprojecten door VME’s

Appartementsgebouwen komen uitgebreid aan bod in de beleidsnota. Op dat vlak is er zeker een stijlbreuk met de voorgaande legislaturen. VME’s zijn nu duidelijk een focusgroep voor het beleid inzake energie & renovatie. De beleidsnota zegt immers ook terecht dat appartementen in Vlaanderen het meest voorkomende woningtype zijn (28,8% van alle woningen is een appartement).

Naast het gebouwlabel zelf wordt een ondersteuningsaanbod voorzien. De opmaak van renovatiemasterplannen wordt verder financieel ondersteund, in de vorm van een structurele premie. Uiteraard zullen we vanuit CIB hierbij meteen de kwestie op tafel leggen van de verplichte keuze voor het laagst biedende studiebureau. Als daar niet aan wordt geremedieerd, dreigt de premie immers on(der)benut te blijven. VME’s moeten de garantie hebben van keuzevrijheid voor het studiebureau waarmee ze willen samenwerken, hopelijk niet enkel voor de opmaak van het plan maar voor de begeleiding van het volledige renovatietraject.

De ondersteuning via MijnVerbouwLening wordt verdergezet. De kans bestaat echter dat dit gekoppeld wordt aan een verplichting tot het eerst laten opstellen van een renovatiemasterplan. Verdere aanpassingen ter versterking van de Lening binnen VME’s zullen worden onderzocht. Het feit dat MijnVerbouwLening opnieuw renteloos zal worden voor personen met een laag inkomen, is bovendien een belangrijk gegeven in mede-eigendom. Noodkopers zullen trouwens beroep kunnen doen op de noodkooplening om hun aandeel in de kosten van gemeenschappelijke werken te financieren. Vanuit die optiek zit er een zeer duidelijke focus in de beleidsnota op de ondersteuning van kwetsbare huishoudens, ook wat hun aandeel in gemeenschappelijke (renovatie)kosten betreft.

VME’s zullen beroep kunnen doen op MijnVerbouwBegeleiding, zowel in het voortraject als tijdens de renovatie zelf.

Minister Depraetere zal onderzoeken hoe het aanbod aan private leningen voor VME’s vergroot kan worden: ‘We gaan na waar de terughoudendheid in de banksector om kredieten aan VME’s te verschaffen vandaan komt en hoe we hierin tegemoet kunnen komen.

Ze wil ook aandringen op wijzigingen in de Wet op de Mede-Eigendom: ‘Ik zal bij de federale overheid aandringen op een hervorming van de wetgeving om de beslissingsprocessen in de structuur van de VME inzake (energie)investeringen te vereenvoudigen en de doorlooptijd van projecten te versnellen, het takenpakket van de syndicus te herzien, de VME’s te stimuleren om een conditiestaatmeting en een meerjarig investeringsplan op te stellen en betere toegang voor VME’s tot kredieten te voorzien.’ Het feit dat Arizona een afspiegelingscoalitie is, betekent dat deze punten ongetwijfeld bij de federale regeringsonderhandelingen reeds op tafel liggen of zullen komen.

Daar stopt het niet bij. Tegen eind 2025 wil de minister een actieplan ‘renovatie appartementen 2030’ uitwerken. Dat moet gebeuren op basis van een analyse van de effectiviteit van het hele instrumentarium voor advies, begeleiding, ondersteuning en financiering.

De beleidsnota bevat bovendien een passage over laadpalen: ‘Om een efficiënte integratie van elektrische voertuigen te faciliteren en te garanderen, scherpen we de verplichtingen aan voor de installatie van laadinfrastructuur voor elektrische voertuigen bij nieuwe, gerenoveerde en bestaande gebouwen, in lijn met de herziene EPBD-richtlijn en stimuleren dat deze geschikt zijn om actief hun vermogen te regelen. Een specifieke focus gaat naar appartementsgebouwen met gemeenschappelijke garage.’ Voor CIB is een decretale regeling rond laadpunten in ME een absolute prioriteit. Deze passage zullen we dan aangrijpen om dit punt hoog op de agenda te proberen pushen.

Tot slot zegt de beleidsnota ook: ‘De bestaande variant voor begeleiding bij het opzetten van lokale energiegemeenschappen binnen een appartementsgebouw wordt verder gepromoot. We onderzoeken of deze begeleiding ondergebracht kan worden in de begeleidingstrajecten van de Mijn VerbouwBegeleiding.

Gebouwgebonden financiering

Opnieuw gaat het om een passage uit de beleidsnota die under the radar kan gaan maar feitelijk een stevige impact heeft. Minister Depraetere wil onderzoeken of er financieringsmodellen mogelijk zijn die niet vasthangen aan de eigenaar/bewoner, maar aan de woning. Met andere woorden: als de woning verkocht wordt, blijft de lening vasthangen aan het pand.

Vanuit de vastgoedsector denken we in dat scenario meteen aan het basisbeginsel van de verkoop van een woning voor ‘vrij en onbelast’. Vraag is niet alleen in welke mate een gebouwgebonden financiering dat principe doorkruist maar ook – indien het zover komt – hoe geïnteresseerden en kopers correct geïnformeerd kunnen worden. 

Vandaag is de logica dat alles betreffende de staat van de woning, premies, … ingecalculeerd zitten in de prijs. Vraag is of het noodzakelijk is om daar van af te wijken? Het onderzoek dat de minister wil voeren, zal het uitwijzen. In elk geval wordt het belangrijk dat we daarbij als sector onze insteek kunnen aanbrengen en mee aan tafel zitten.

Verplichtingen voor niet-residentiële gebouwen

De renovatieplicht voor niet-residentiële gebouwen blijft behouden, gekoppeld aan ‘een ambitieus groeipad richting 2050’. Voor grote niet-residentiële gebouwen wordt een langetermijnpad uitgewerkt en vastgelegd in regelgeving. Momenteel is er voor grote niet-residentiële gebouwen alleen een EPC-labelverplichting van label E tegen 2030 en een koolstofneutrale doelstelling tegen 2050 voorzien.

EPC & EPB

Minister Depraetere wil bekijken of het mogelijk is om EPC & EPB te integreren tot een residentieel, vereenvoudigd instrument.  In 2025 zal ze daarover een visienota uitschrijven. Het inspectieprotocol voor de opmaak van het EPC wordt sterk vereenvoudigd. Het EPC wordt bovendien uitgebreid met een indicator voor fossielvrije verwarming en met een vermelding van de totale milieu-impact op basis van TOTEM. 

Net zoals in het regeerakkoord vinden we ook in de beleidsnota Energie volgende passage terug: ‘We stimuleren waar mogelijk gezamenlijke keuringen bij een verkoop (EPC, asbest…).’ Echter zonder aansluitend verdere details. 

Er wordt onderzocht of een verbod op nieuwe stookinstallaties op aardgas (of uitbreiding van bestaande) mogelijk is indien er aansluitmogelijkheden zijn op operationele warmtenetten. De rekenmethode voor warmtenetten in EPB en ‘EPC residentieel” wordt aangepast zodat beter rekening wordt gehouden met het (lagere) primair energieverbruik van warmtenetten en deze naar waarde worden geschat in het verduurzamen van de warmtevoorziening.

Woningpas/Gebouwenpas

In uitbreiding van de woningpas, wordt voor niet-residentiële gebouwen in het najaar 2024 een Gebouwenpas gelanceerd. De Gebouwenpas zal voor de eigenaar of de gebouwbeheerder de digitale opslag, raadpleging en uitwisseling mogelijk maken van gebouw-, grond- en omgevingsgebonden informatie en aanbevelingen om onder meer de energetische prestatie van het gebouw te verbeteren en de renovatieverplichting op te volgen.

Enkel CIB-leden kunnen reageren op dit artikel. Ben je toch CIB-lid? Vervolledig dan je authenticatie door op de knop hieronder te klikken.
Ik ben CIB-lid